Menselijke Maat meet het welbevinden van inwoners en de mate waarin in de begeleiding aandacht is voor het welbevinden. Inmiddels heeft Corona ons land al twee jaar in zijn greep en merken dat dit invloed heeft op de ervaringen van inwoners en cliënten. We zien in de afgelopen twee jaar een aantal opvallende uitkomsten in de verschillende ervaringsonderzoeken die we gedaan hebben.

Menselijke Maat kent haar oorsprong in de positieve psychologie. De positieve psychologie is een stroming die uitgaat van de sterke kanten van de mens en de veronderstelling dat geluk niet alleen het gevolg is van de juiste genen of toeval, maar te vinden is door het identificeren en gebruikmaken van de sterke kanten die iemand bezit. In plaats van te kijken naar wat er mis is, zwaktes en beperkingen, kan men volgens de positieve psychologie beter aandacht hebben voor wat er goed gaat, de sterktes en de mogelijkheden van mensen. Door te kijken naar krachten van deelnemers in plaats van klachten en daarmee te focussen op wat mensen zelf willen en door te kijken naar wat ze goed kunnen en hoe ze verbonden kunnen zijn met anderen, groeit het welbevinden.

Menselijke Maat is gebaseerd op de zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan, een stroming binnen de positieve psychologie. Deze theorie stelt dat ieder mens drie psychologische basisbehoeften heeft die belangrijk zijn voor het welbevinden: autonomie, competentie en verbondenheid. Zij vormen de motor voor intrinsieke motivatie en welbevinden.

Hoe beoordelen inwoners hun autonomie, competentie en verbondenheid in tijden van corona?

Een aantal organisaties heeft ervoor gekozen om geen cliëntervaringsonderzoek uit te voeren. De organisaties die het wel gedaan hebben, hebben de kans gepakt om ook vragen rondom corona te stellen. Wanneer gevraagd wordt aan inwoners hoe tevreden zij zijn over de ondersteuning die zij hebben ontvangen in de coronaperiode blijkt dat de meeste inwoners hier tevreden over zijn. Ook blijkt dat zij tevreden zijn over het contact met de zorgaanbieders tijdens de coronaperiode. Wanneer er wordt gevraagd naar de mate waarin een beroep is gedaan op ondersteuning van familie, buren of anderen in de directe omgeving blijkt dat circa de helft van de Wmo-cliënten vaker een beroep heeft gedaan op anderen, maar bij Jeugd-cliënten blijkt dat circa een kwart vaker een beroep heeft gedaan op anderen.

Beroep doen op anderen heeft te maken met verbondenheid. De behoefte aan verbondenheid is het hebben van betekenisvolle relaties. Het betekent dat er andere mensen zijn die je vertrouwt, met wie je persoonlijke ervaringen kunt delen en aan wie je hulp kunt vragen. Het is de behoefte om deel uit te maken van een gemeenschap, erbij te horen en geaccepteerd te worden.

En juist deze verbondenheid blijkt achter te lopen in de coronaperiode. In de onderzoeken die we afgelopen periode hebben uitgevoerd blijkt de verbondenheid van inwoners lager te zijn. Zij geven veelal aan minder contact te hebben met anderen, minder vaak andere mensen te kunnen helpen en ook minder vaak actief mee te kunnen doen in de buurt. Uit de verhalen van inwoners blijkt dat zij door de afstandsbeperkende maatregelen niet de mogelijkheid hebben om anderen te ontmoeten, en er soms ook angst heerst om anderen te ontmoeten.

Hoe kun je verbondenheid stimuleren en meten?

Deze uitkomsten klinken logisch, maar zijn tevens verontrustend. Verbondenheid is namelijk net zo belangrijk als de behoefte aan autonomie en competentie om je gelukkig te voelen. Gelukkig zien we in de praktijk dat veel organisaties creatieve manieren hebben gevonden om contact te hebben met cliënten en het contact tussen cliënten te bevorderen.

Verbondenheid met andere mensen kan zowel intern en extern zijn. Intern in de relatie met de hulpverlener, maar ook intern met andere mensen die binnen dezelfde groep of locatie ondersteuning krijgen.

Als hulpverlener kun je aandacht hebben voor verbondenheid door te vragen naar het netwerk en deze te betrekken bij de ondersteuning. Ook kan gevraagd worden naar wat een cliënt voor iemand anders kan betekenen. Deze vraag brengt interessante inzichten voor cliënten. Zij zitten veelal in de positie dat zij vooral hulp ontvangen van anderen, maar zelf kunnen zij ook iets voor iemand betekenen. Door iets te betekenen voor iemand anders, levert dat voor jezelf het gevoel van waardigheid op. “Ik doe ertoe”. Denk hierbij klein. Iets voor een ander betekenen kan door een kaartje of brief te sturen, iemand te bellen, maar ook door een praatje te maken.

Interne verbondenheid kan ook gestimuleerd worden door cliënten meer met elkaar in contact te brengen met elkaar. Iedereen heeft een talent. Met deze talenten en passies kunnen cliënten elkaar helpen en van elkaar leren. Ook kunnen cliënten met dezelfde hobby’s of interesses aan elkaar gelinkt worden. Op deze manier vergroten zij hun eigen netwerk.

Qua externe verbondenheid is het lastiger in tijden van afstand beperkende maatregelen. Vaak zien we dat organisaties proberen om het meedoen in de buurt aan te moedigen. Dit kan door nieuwe contacten op te doen, maar ook door mee te doen aan activiteiten bij buurthuizen, verenigingen en sportclubs. Een mooi voorbeeld is een organisatie die werkt met een doelgroep die veelal in sociaal isolement leeft. Zij laten cliënten bloembollen planten in gezamenlijkheid met buurtbewoners en organiseren daarna een gezamenlijke BBQ. Of een andere organisatie die hun cliënten een kerstkrans geeft, niet om aan hun eigen deur te hangen, maar om aan iemand anders te geven. Op die manier proberen zij de externe verbondenheid van hun cliënten te stimuleren en te vergroten.

Menselijke Maat bied je de handvaten om zicht te krijgen op de mate van verbondenheid van je cliënten. Door verbondenheid te meten, wordt inzichtelijk of dat acties die je doet ook daadwerkelijk worden omgezet in acties en gedrag. Heeft een inwoner nu meer contacten? Helpt diegene vaker andere mensen? Meten is weten en biedt inzicht in de zaken die al goed gaan en waar verbetering mogelijk is.